October 24, 2009

Een Republikeinse paradox

Bastiaan Gielliet
Een Republikeinse paradox
De strijd voor eigenheid van de joodse gemeenschap in Frankrijk onder de Vijfde Republiek

‘L’antisémitisme sévit en France, c´est un fait. De l’injure
haineuse en passant par l’agression physique et jusqu’à
l’incendie des synagogues [...]. Plus sournois, soigneusement
caché sous un antisionisme qui ne fait plus illusion à aucun
observateur de bonne foi, il se manifeste dans les tribunes et
prises de positions des ‘progressistes’ de tout poil. Ce sont les
mêmes qui, défilant à la tête de cortèges où des abrutis hurlent
‘morts aux Juifs’, font semblant de ne rien entendre. Et,
lorsque des voix indignées se font entendre, ce sont les mêmes
qui lèvent les yeux au ciel et se récrient, les bons apôtres
‘Comment, on n’a plus le droit de critiquer Israël?’ Comme si
c’était de cela qu’il était question. Comme si mettre Israël au
ban des nations, couvrir d’opprobre son idéologie fondatrice
et clouer au pilori ceux qui osent le défendre, n’était rien
d’autre que se livrer à la critique légitime de son
gouvernement du moment.’ 1

Elie Barnavi

Inleiding

Het bovenstaande citaat van de Israelische oud-ambassadeur in Frankrijk Elie Barnavi geeft zeer juist mijn gedachten en gevoelens weer toen ik in het studiejaar 2002-2003 in Parijs aan de Université Denis Diderot Paris VII studeerde. Ik verbaasde me over de wijze waarop mijn Franse medestudenten of althans een deel van hen elke willekeurige discussie konden omzetten in een veroordeling van Israël en een steunbetuiging aan de Palestijnen. Barnavi stelt dat het antisemitisme in Frankrijk woedt. Maar elke uiting van kritiek op Israël als antisemitisme bestempelen is niet constructief en bovenal niet wat men aan de universiteit behoort te doen. Toch ben ik van mening dat dit verschijnsel wel genoemd moet worden omdat het in talrijke discussies over het jodendom de kop opsteekt. De steeds terugkerende vraag ‘is Frankrijk antisemitisch? ’ stond dan ook aan de basis van deze scriptie.

In deze scriptie heb ik het spanningsveld beschreven dat tussen de joodse gemeenschap en de Franse maatschappij bestaat en dat sinds de jaren ’60 van de twintigste eeuw steeds tastbaarder is geworden. Dit spanningsveld is een complex en soms moeilijk te begrijpen gebied waarin symboliek een grote rol speelt. De hedendaagse frictie tussen de joodse gemeenschap en de Franse maatschappij heeft historische wortels die teruggaan tot de Franse Revolutie van 1789. Centraal staat hier de vraag of universalisme en particularisme samen kunnen gaan. Wat is gewenst gedrag voor een etnische en/of religieuze groep? Wanneer is men succesvol geïntegreerd? Wanneer is men Frans? En kan men als Fransman ook loyaal zijn aan een ander land, in casu Israël?

Na de Verenigde Staten en Rusland herbergt Frankrijk de grootste in diaspora levende joodse gemeenschap ter wereld, een gemeenschap die vandaag de dag ongeveer 600.000 leden telt. De joodse geschiedenis in Europa is in veel opzichten geen gelukkige geweest, met de Shoah als intens dieptepunt. Het antisemitisme heeft joden vaak op de vlucht doen slaan of juist bijeen doen pakken in bepaalde stadswijken, de zogenaamde getto’s. De christelijke Middeleeuwen geven ook in Frankrijk tal van voorbeelden van anti-joodse daden, bijvoorbeeld de verdrijving van de joden uit zijn koninkrijk die Karel VI in 1394 verordonneerde – zoals in Spanje bijna een eeuw later gebeurde. Een recenter voorbeeld van antisemitisme is natuurlijk de Dreyfus-affaire. De joodse legerkapitein Alfred Dreyfus werd in 1894 valselijk beschuldigd van het doorgeven van informatie aan de Duitsers en hiervoor berecht en veroordeeld. In deze periode manifesteerde rechts en katholiek Frankrijk zich uitermate negatief. Ongenuanceerd kan men zeggen dat deze stromingen in de samenleving hun hoogtepunt vonden in het Vichy-regime tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Maar de moderne Franse geschiedenis kent ook lichtpunten inzake de joodse geschiedenis. De Franse Revolutie emancipeerde de joodse bevolking en gaf aan de Franse joden staatsburgerschap, Napoleon reorganiseerde het religieuze landschap in consistories en in de negentiende eeuw waren veel Franse joden het erover eens dat ze zich gelukkig mochten prijzen in het meest voorlijke land ter wereld te wonen. Zij noemden zich ook niet meer ‘jood’ maar ‘israëliet’ en richtten zich op de emancipatie van geloofsgenoten in andere delen van de wereld, zoals in de Franse koloniën aan de overzijde van de Middellandse Zee. Een van de organisaties die dit ter hande nam was de in 1860 opgerichtte Alliance israélite universelle. Onder andere door scholing werden, geheel in lijn met de Franse koloniale politiek, de Franse taal en cultuur uitgedragen. De daarvoor gestichte scholen bestaan nog steeds: één van de doelwitten van de aanslagen in Casablanca (Marokko) in mei 2003 was zo’n school van de Alliance israélite universelle.

De uitgedragen boodschap vond haar weerklank. Op verschillende momenten in de negentiende en twintigste eeuw, opgejaagd door pogroms, antisemitische maatregelen en de opkomst van het fascisme, zochten veel joden een betere en vooral veiligere toekomst in Frankrijk. Tussen 1906 en 1939 ontving Frankrijk tussen de 175.000 en 200.000 joodse immigranten afkomstig uit Oost-Europa, de Balkan en Duitsland. Deze groep van (veelal) arme, religieuze en Jiddisch sprekende joden veranderde het sociale weefsel van de Franse joodse gemeenschap die zich in de loop van de negentiende eeuw nadrukkelijk op de Franse seculiere cultuur had georiënteerd. In bijvoorbeeld Parijs pakten de immigranten zich samen in arme en traditioneel joodse wijken als Belleville, de Marais, en de Sentier en gaven deze door hun numerieke aantal toch weer een nieuw aangezicht. Lange tijd woonde het grootste deel van de Franse joden in Elzas-Lotharingen maar tegen het einde van de negentiende eeuw was die verdeling verschoven: Parijs nam nu 50 tot 60% van de joden in Frankrijk voor zijn rekening. Reeds bestaande antisemitische gevoelens vonden in de hoofdstad een vruchtbare bodem, zeker gedurende de economische crisis van de jaren 1930.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog telde Frankrijks joodse gemeenschap ongeveer 300.000 personen; na de oorlog was zij gehalveerd. De schok die de Shoah teweeg had gebracht, leidde tot een felle veroordeling van het antisemitisme. Jean-Paul Sartre schreef bijvoorbeeld ‘ce n’est plus le Juif qui crée l´antisémite, mais bien l’antisémite qui crée le Juif.’ Tegelijkertijd zochten veel overlevers echter de anonimiteit van de Franse seculiere samenleving op en het gebeurde niet zelden dat zij van naam of van religie veranderden. We zullen zien dat veel joden zich later niet meer konden vinden in een negatieve formulering van hun identiteit zoals Sartre deze gaf.

Een nieuw hoofdstuk in de joodse geschiedenis van Frankrijk start met het dekolonisatieproces van de Franse koloniën in Noord-Afrika, te weten Marokko, Tunesië en Algerije. Begin jaren 1950 woonden er bijna een half miljoen joden in deze drie landen, grofweg 3% van de totale bevolking van de Maghreb. Marokko kende de grootste joodse gemeenschap (250.000 leden), gevolgd door Algerije (140.000) en Tunesië (105.000). De joodse bevolking in Noord-Afrika was voornamelijk stedelijk van aard en zij woonde in wijken die eveneens een sterke concentratie Europeanen kenden. De Franse koloniale politiek ten opzichte van de joodse bevolking was, zeker in Algerije, sterk assimilationistisch van aard. In 1870 werd bijvoorbeeld besloten dat alle Algerijnse joden per decreet het Franse staatsburgerschap zouden krijgen. In Tunesië werd om de toenemende Italiaanse invloed in de gegoede klasse te beperken in 1910 aan enkele tienduizenden joden de Franse nationaliteit verleend. De Marokkaanse joden zijn in juridische zin nooit Frans geworden, maar de (joodse) elite in dit land was cultureel wel sterk verfranst.

Tunesië en Marokko verkregen hun onafhankelijkheid in 1956, Algerije in 1962 na een bloedige oorlog die acht jaar had geduurd. De joodse inwoners van deze drie landen hebben tussen 1948 en het einde van de jaren 1960 bijna allemaal hun geboortegrond verlaten. Hiervoor zijn verschillende oorzaken te geven. De geboorte van de staat Israël in 1948 trok velen aan en de oorlogen die Israël met Arabische buurlanden voerde, hebben ook in de Maghreb de joods-arabische verhoudingen op scherp gezet. De onafhankelijkheidsstrijd in de drie landen van de Maghreb had bovendien een sterk islamitisch karakter, hetgeen de joodse inwoners niet gerust stelde voor de toekomst. Bovendien werden zij geïdentificeerd met de Franse bezetter, wat zeker geen veiligheidsgarantie inhield. De werkelijke situatie was natuurlijk gecompliceerder dan hier in enkele regels geschetst wordt en er bestonden ook positieve joods-islamitische initiatieven, in Marokko werd bijvoorbeeld een gezamenlijke politieke partij opgericht, maar dat verhinderde niet dat bijna alle joodse inwoners van de Maghreb emigreerden. Alleen in Marokko bleef een bescheiden gemeenschap bestaan. Frankrijk ontving tussen 1956 en 1967 grosso modo 215.000 joodse migranten uit de Maghreb. Bijna alle Algerijnse joden (bezitters van een Frans paspoort) kozen voor Frankrijk, de Tunesische joden verdeelden zich bijna gelijkmatig over Israël en Frankrijk en van de Marokkaanse joden vertrok de elite naar Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten terwijl 230.000 mensen zochten hun heil in Israël. Daarnaast werden in korte tijd ook zo’n 800.000 Franse kolonisten uit de Maghreb gerepatrieerd, de zogenoemde pieds-noirs.

Het zal niet verbazen dat de Franse samenleving in deze periode niet het toonbeeld van rust en kalmte was. Voor de joodse gemeenschap betekende de komst van meer dan 200.000 geloofsgenoten een verdubbeling in aantal. Daarnaast wilden de verschillende joodse organisaties dit keer wel een goede broer zijn, iets wat voor de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot de toenmalige joodse migranten niet altijd het geval is geweest. Opvang, hulp en dergelijke werden dus op een goede manier georganiseerd. Maar er bleken wel verschillen te bestaan tussen de geloofsgenoten. De Noord Afrikaanse of sefardische joden hadden eeuwenlang en in een betrekkelijke isolement in een arabische maatschappij gewoond. Voordat bijvoorbeeld de Alliance israélite universelle actief werd in Noord-Afrika, wisten vele sefarden niet eens van het bestaan van Europese, asjkenazische joden af. De sefardische joden uit de Maghreb hadden een andere religieuze beleving (die door de asjkenazim als folkloristisch gekarakteriseerd werd), ze hadden andere culturele en culinaire tradities ontwikkeld en het familieleven was veel sterker ontwikkeld dan bij de Franse joden. Bovendien bezaten de sefarden een andere mentaliteit. In Europa had men ervaren dat het zeer gevaarlijk kon zijn om als jood herkenbaar te zijn en zoals gezegd kozen veel Franse joden na de oorlog voor een anoniem leven in de seculiere maatschappij. De sefarden uit de Maghreb daarentegen benadrukten hun joodse identiteit sterk, hetgeen ze eeuwenlang hadden gedaan in de sterk religieuze Noord-Afrikaanse maatschappij. Sartre zei dat de jood alleen in de ogen van de antisemiet bestaat, maar de sefarden voelden zich zélf nadrukkelijk joods. Ze waren trots op hun afkomst, religie en gebruiken en verweten de Franse joden die zaken te verloochenen. Bovendien hadden zij de Shoah niet op dezelfde manier ervaren als de Europese joden.

De komst van de Noord-Afrikaanse joden naar Frankrijk heeft de daar levende joodse gemeenschap veranderd – zij is orthodoxer en meer particularistisch geworden. Paradoxaal is dat het door de sefardische joden gecultiveerde beeld van het mythische, goede en emancipatorische Frankrijk aan kracht heeft ingeboet sinds zij zich er daadwerkelijk gevestigd hebben. De Franse politiek ten aanzien van het Midden-Oosten die onder president Charles de Gaulle haar aanvang vond, heeft vaak de woede van de Franse joden opgewekt. De Zesdaagse Oorlog is een referentiepunt geworden voor iedereen die een relatie met het Midden-Oosten heeft. Terwijl de overleving van Israël vanuit joods oogpunt steeds belangrijker werd, omarmden vele anderen in Frankrijk juist de Palestijns-Arabische zaak. Hun discours en de arabisch islamitische immigratie hebben de strijd tegen het antisemitisme, reëel of denkbeeldig, geïntensifeerd. Voorgaande generaties Franse joden benadrukten de universalistische ideeën van de Franse Republiek; in de afgelopen decennia hebben de Franse joden echter een meer etnisch en sterker de eigen identiteit benadrukkend discours aangenomen. De hoofdthema’s in deze identitaire affirmatie zijn de herinnering aan de Shoah en de rol van Vichy-Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog; de dekolonisatie en het verlies van de historische wortels in Noord-Afrika; en het wel en wee van de staat Israël. Vanuit republikeinse kring wordt deze ‘opsluiting in eigen kring’ – zowel van moslims als van joden – juist weer bekritiseerd.

Hierboven heb ik een korte schets van de Franse joodse geschiedenis gegeven om het kader aan te geven waarbinnen discussies over het jodendom in Frankrijk verlopen. Het is een belangrijk actueel en ook gevoelig onderwerp vanwege de historische gebeurtenissen, de huidige Israëlische en Amerikaanse politiek, de problematische integratie van een grote islamitische bevolking en vanwege de discussie over de vraag welke koers la Republique laïque moet varen – het schooljaar 2004-2005 begon bijvoorbeeld met een wettelijk verbod op het dragen van ‘ostentatieve’ religieuze kleding en symbolen op openbare scholen. In de praktijk betekent dit dat hoofddoekjes, keppeltjes en grote kruisen verboden zijn. De delicate materie en de angst om voor antisemiet of islamofoob te worden uitgemaakt beperken de discussie dikwijls.

Het spanningsveld dat ik tussen la République laïque en de joodse gemeenschap heb opgemerkt, heb ik beschreven met behulp van het werk van verschillende historici, filosofen, sociologen en antropologen. Met name Pierre Birnbaum, Chantal Benayoun, Patrice Higonnet, Emmanuel Todd en Shmuel Trigano verschaften met hun werk handvatten voor mijn analyse. Zoals gezegd gaan de historische wortels van het door mij onderscheide spanningsveld terug tot 1789, maar ik heb mijn aandacht toch vooral gericht op de periode die met de dekolonisatie van Noord-Afrika en de vestiging van de sefardische joden in Frankrijk begon.

De kern van deze scriptie bestaat uit twee grote hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk ‘Gemeenschapszin als probleem?’ geef ik aan de hand van een in 2002 door Erik Cohen uitgevoerde enquête een beeld van de joodse gemeenschap. Daarnaast ga ik in op de strijd tussen universalisme en particularisme. Birnbaum en Trigano, voorstanders van respectievelijk universalisme en particularisme, leidden ons als het waren langs de valkuilen van dit debat. Vervolgens beschrijf ik hoe de Franse joden zich vanaf de jaren 1960 meer en meer politiek engageerden. De Conseil Représentatif des Juifs de France (CRIF) speelde in dit proces mede een belangrijke rol door als politieke organisatie – of als joodse lobby, zo men wil – in haar programma de ontwikkeling van de joodse cultuur, de strijd tegen het antisemitisme en vooral de solidariteit met Israël centraal te stellen. Benayoun heeft de nieuwe maatschappelijke profilering van de Franse joodse gemeenschap ‘la redéfinition du juif dans l’espace public’ genoemd en dit proces van maatschappelijke herprofilering waarin het (op feestelijke wijze) uiten van de joodse cultuur en religie een grote rol speelt, komt in ‘Gemeenschapszin als probleem?’ ook aan de orde. Tot slot zullen we in dit hoofdstuk zien dat er binnen de joodse gemeenschap geen eenduidige opvatting bestaat over groepsidentiteit en de manier waarop deze uitgedragen moet worden.

Het tweede grote hoofdstuk heet ‘Antisemitisme en specificiteit’ en begint met de beschrijving van twee aanslagen op joodse doelen in Parijs: op 3 oktober 1980 ontplofte er een bom voor een synagoge in de rue Copernic en op 9 augustus 1982 werd een joodse winkel in de rue des Rosiers met automatische wapens onder vuur genomen. Deze twee aanslagen vormen de achtergrond van het hoofdstuk waarin ik de speciale rol die antisemitisme in de Franse samenleving speelt, heb willen uitleggen en duiden. In ‘Antisemitisme en specificiteit’ laat ik onder andere Shmuel Trigano vaak aan het woord komen, een auteur die duidelijk benoemd kan worden als een exponent van het hernieuwde joodse zelfvertrouwen zoals ik dat in ‘Gemeenschapszin als probleem?’ beschreven heb. De kern van Trigano’s betoog is dat in Frankrijk de mens ondergeschikt aan de Mens wordt gemaakt. De portee van zijn betoog maakt deel uit van een nieuwe historiografische stroming die aan het begin van de jaren 1980 verkondigde dat er het een en ander schort aan de Franse Republikeinse traditie – met name daar waar het om de omgang met minderheden gaat. Om dit idee ten volle te begrijpen, maken we een uitstapje langs de Franse Revolutie, l’abbé Grégoire en de Graaf van Clermont-Tonnerre. Ook Todd verschaft met zijn werk een belangrijk instrument om de gespannen verhouding tussen de joodse gemeenschap en de Franse samenleving te interpreteren. Het hoofdstuk wordt besloten met een analyse van verschillende demonstraties in Parijs. Trigano had een eerdere demonstratie – naar aanleiding van de bomaanslag in de rue Copernic – afgedaan als een narcistisch ritueel en ik bekijk in hoeverre deze opvatting ook opgaat voor twee demonstraties die ik in Parijs persoonlijk heb meegemaakt. Met name bij een demonstratie tegen antisemitisme uit mei 2004 sta ik langer stil – daarbij kom ik niet om de conclusie heen dat er wederom een pijnlijke maar scherpe analyse in Trigano’s werk schuilt.

In deze scriptie heb ik vooraleerst gezocht naar antwoorden op de vragen die ik mezelf gedurende mijn studie in Parijs voortdurend stelde. Geprikkeld door de Franse en de joodse geschiedenis, door de actualiteiten en de dingen die ik om me heen zag gebeuren heb ik een scriptie met een historiografisch karakter geschreven die haar weg zoekt door het spanningsveld tussen Frankrijk en zijn joodse gemeenschap en een antwoord probeert te geven op de vraag : ‘is Frankrijk antisemitisch?’. Hopelijk kan men na het lezen van deze scriptie de uit Frankrijk afkomstige (nieuws)berichten met betrekking tot de Franse joodse gemeenschap of Israël beter begrijpen en interpreteren.

1 Elie Barnavi, Lettre ouverte aux juifs de France (Parijs: Stock-Bayard 2002) 43-44.
2 Voor de volledigheid en duidelijkheid moet gezegd worden dat Barnavi Frankrijk geen antisemitisch land noemt, maar een land waar helaas, zoals ook elders, antisemitische voorvallen plaatsvinden.
-